ik ook wat oude boeken met notulen kan inzien. In 1955 krijgt de Jeugdclub weer 25 gulden en is er een post “batig saldo van Fl. 38,94 vanwege de visvergunningen 1954.” Op 8 oktober 1955 is er in café Grasboer een vergadering met de beroepsvissers. Ik weet uit mijn jeugd dat er wel degelijk beroepsvissers in de polder waren want ik kan de koppen van Gerrit Kroon, Arie Roele, dove Bol, Tinus Kieft en niet te vergeten Nic Molenaar, alias de Poolse jood, nog zo voor de geest halen.
Heel interessant vond ik de ledenlijst van 1956 omdat men daar de geboortedata van de leden vermeldt. Ik heb even snel gekeken wie in dat jaar het oudste betalende lid is en dat is penningmeester Jan Obee die geboren is op14 februari 1881. Een goede tweede is meester van Houwelingen die op 28 februari 1882 het levenslicht zag. Waarschijnlijk zijn er ook nog oudere ereleden zoals oud-voorzitter J. Schouten die in februari 1955 erelid is geworden. Omdat ereleden geen contributie hoeven te betalen, verdwijnt hij daarna uit de ledenlijst waarop alleen betalende leden staan. In de uitgaven van 1956 kom ik op 15 mei de post “80 Hengelvergunningen en 300 dagvergunningen, M v Tiel, Fl. 9.50 “ tegen. Voor de 50 snoekvergunningen betaalt men later Fl. 8,15. Maarten van Tiel is de nieuwe voorzitter en oud voorzitter J. Schouten overlijdt begin oktober 1956 en de club besteed 20 gulden aan een rouwtak. Heel interessant is het feit dat we een bladzijde verder weer de inkomsten en uitgaven van 1956 zien met een aantal veranderingen. Zo worden de 2 posten met vergunningen niet opgevoerd en dat geldt ook voor de post “Reiskosten naar Den Haag van de voorzitter.” Ik hoop in oude notulen nog iets terug te vinden over de reden waarom dit gebeurd is. In 1957 is er iets veranderd op dit gebied want we zien een post “Pacht beroepsvissers van Fl. 200,-“ en bij de inkomsten lezen we dat 91 leden 1 gulden betaald hebben voor een visvergunning en 23 leden kochten een snoekvergunning van 3 gulden. Deze verandering zal wel niet vanzelf gegaan zijn want er was in april weer een vergadering met de beroepsvissers. Kort daarna is er eerst schriftelijk en dan telefonisch overleg met Den Haag, zal de Kamer van de Binnenvisserij wel zijn en vervolgens gaat de penningmeester voor overleg naar Den Haag. Best interessant deze verandering. In 1957 neemt Jb. Muller het penningmeesterschap over van Jan Obee, die wordt dan erelid. Jaap Plukker van de Grafterbaan wordt dan ook erelid. Voor mij is de ledenlijst van 1958 het bewijs dat ik met ingang van het 3e kwartaal van de jeugd overging naar de senioren. Als ik dan naar het financiële overzicht kijk, zie ik niet alleen dat de 33 snoekvergunningen 4 gulden per stuk kosten maar dat men ook nog 13 snoekvergunningen voor 5 gulden per stuk koopt van Nic Molenaar en Tinus Kieft. Ik herinner me vaag dat de snoekvergunningen voor leden van buiten De Rijp duurder waren. Jan Eggers werd dat 1e jaar dat hij mee mocht doen meteen baarskampioen en mocht meedoen aan de kampioenswedstrijd van Zaanstreek-Waterland. IK was de jongste kampioen ooit die daaraan mocht meedoen en het werd in Oost-Graftdijk gehouden. Ik weet nog goed dat ik tekort nylon op mijn hengel had om de worm bij de bodem van het 3-4 meter diepe N-H Kanaal te krijgen. Ik ben die morgen achter op de brommer van Jan Beel Timmer naar deze wedstrijd gegaan en in de uitgaven vinden we de kosten voor de vertering: Fl. 4,90. In 1958 heeft de club voor het eerst een nadelig saldo van Fl. 18,85 en dat nog wel in het jaar waarin men voor het eerst meer dan 100 leden heeft. Prompt gaat in 1959 de contributie “drastisch” met 25% omhoog en wel van 20 naar 25 cent per maand of van Fl. 2,40 naar 3,00 per jaar. In 1959 wordt ook mijn vader lid en zien we dat veel Amsterdammers lid worden. In dit jaar wordt voor het eerst vermeld hoeveel leden er aan de baarswedstrijden aan de Ringsloot en vooral de Zuiddijk mee doen. Dat varieert van 41 tot 48 leden, die goede ouwe tijd!!
In 1959 word ik opnieuw clubkampioen en mag ik zelfs de wisselbeker definitief houden. Ik bedenk me nu dat er destijds niemand moeilijk deed als ik met mijn 15 jaar vanwege de prijsuitreiking in het café kwam. Ik leerde er niet alleen biljarten maar ook een pilsje drinken. Ik durf zelfs te zeggen dat ik er klein beetje seksuele voorlichting kreeg. Hier komt het echt gebeurde verhaal: De prijsuitreiking zou bij Klaas Veenman op het Plukkerspleintje zijn en om 11.45 uur was ik al aanwezig want ik had die ochtend de meeste baarzen gevangen en vond dat uitzoeken van een mooie prijs spannend. Er waren twee oudere jongens aan het biljarten en ze waren in gesprek over de voorgaande avond. Een van de twee had een meisje naar huis gebracht wat de ander de opmerking ontlokte dat die dame in kwestie aan de “hete kant” was en dat zijn maat moest uitkijken om er niet mee te moeten trouwen. Die antwoordde dat hij wel goed uitkeek en voor het zingen de kerk uit ging. Daarop sprak zijn vriend de historische woorden: “ Je kunt het leuk vertellen, maar als ze mooi zingt, blijf je wel zitten!” Ik zal die opmerking nooit vergeten en eerlijk gezegd waren die prijsuitreikingen zeer gezellig en bleven we vaak mooi nazitten in de kroeg en dat schijnt ook bij vissers te horen.
Notities uit de notulen
De jaarvergadering over 1949 wordt gehouden in het café van C. Blokdijk en 15 leden hebben de moeite genomen deze te bezoeken. Via het kasboek kom ik er achter dat deze bijeenkomst begin mei 1950 plaats vond. Vrij laat voor een jaarvergadering en de voorzitter zegt toe dat de volgende jaarvergadering weer in januari zal worden gehouden. Belangrijkste punt is de vraag of het Rijper water weer in handen van De Hengelaar komt of bij de beroepsvissers blijft. In de 2 volgende vergaderingen in 1950 komt het 40 jarig jubileum aan de orde en wordt Henk Klompenmaker in het bestuur gekozen na het overlijden van de vicevoorzitter D. Polman Sr. Op 13 januari 1951 wordt, zoals eerder toegezegd, de jaarvergadering gehouden en 23 van de 60 leden zijn aanwezig. De Hr. Andries Tol geeft een uiteenzetting over de jubileumavond en de aanwezigen gaan hier mee akkoord. Over de jubileumavond en de feestavond voor de leden heeft men al eerder het een en ander kunnen lezen. In de notulen van de jaarvergadering van 2 februari 1952 kan men lezen dat zowel bestuur als de leden zeer tevreden waren over de feestavond. Wel stelt de penningmeester dat we nu wel wat zuiniger moeten omgaan met de kas maar gelukkig zijn er 14 nieuwe leden aangemeld en groei is altijd goed. De Hr. R. de Vries stelt zich niet herkiesbaar en wordt opgevolgd door J. Taam. De voorzitter vindt het nog steeds onacceptabel dat we de visrechten van het Rijper water na de oorlog niet teruggekregen hebben en gaat dit nog eens met de burgemeester bespreken. In de notulen van 17 mei wordt besloten het gebruik van een werphengel bij de wedstrijden te verbieden. In de volgende vergadering kondigt voorzitter Jan Schouten aan dat hij “wegens omstandigheden” de vergaderingen niet meer kan leiden zoals het hoort. Hij wil daarom in de volgende jaarvergadering zijn functie beschikbaar stellen en verzoekt de vergadering tot die tijd een waarnemend voorzitter te benoemen. Dit wordt de Hr. Jan Obee die deze tijdelijke functie aanneemt. Tijdens de jaarvergadering van 7 februari 1953 wordt besloten de Hr. Schouten, die moeilijkheden ondervindt de gesprekken te volgen, zeg maar dat hij stokdoof was, in het bestuur te laten. Hij heeft zoveel kennis van de vereniging en ook genoeg vrije tijd, dat het zonde zou zijn die kennis niet te gebruiken. In deze vergadering komen de grote veranderingen die er op vergunningengebied aan zitten te komen aan de orde. Besloten wordt met een delegatie van 3 man te gaan praten met de gemeenteraad en officieel te vragen of De Hengelaar het Rijper viswater kan pachten. Op de ledenvergadering van 9 mei 1953, waar 37 leden aanwezig zijn, komt er meer duidelijkheid en er is een overeenkomst voor een periode van 3 jaar met de beroepsvissers over vergunningen en het uitgeven daarvan door de visclub. Alle leden komen in aanmerking om een snoekvergunning van 3 gulden en een gewone vergunning van 1 gulden te kopen. Verder mag De Hengelaar 150 dagvergunningen om te snoeken, kosten 50 cent, en 300 gewone dagvergunningen van 25 cent per jaar verkopen aan per jaar aan het beroep betalen en ook nog eens jaarlijks 75 gulden voor pootvis. Voorzitter Schouten kan zich maar moeilijk verenigen met deze nieuwe regeling die de club met handen en voeten aan de beroepsvissers bindt. Hij zag gaarne dat het visrecht van het Rijper water weer aan de oorspronkelijke eigenaar, De Hengelaar, wordt teruggegeven. Waarnemend voorzitter Obee is van mening dat de wetten en regels veranderen en dat een half ei beter is dan een lege dop en stelt voor deze overeenkomst goed te keuren. De leden stemmen voor en de voorzitter doet dat onder protest. Vreemd genoeg kom ik pas in 1957 voor het eerst de post Pacht aan beroepsvissers Fl. 200, - tegen en ook een post van 75 gulden voor pootvis. Op een of andere manier heeft men in de 3 voorgaande jaren de inkomsten en uitgaven van de vergunningen en pachtkosten buiten het kasboek gelaten. In de vergadering van 1-8-1953 blijkt dat er te weinig snoekvergunningen voor de leden zijn en dat zorgt voor veel onrust en discussie. Blijft de aanvraag hoger dan het aantal beschikbare vergunningen, moet er maar geloot worden. In deze vergadering ook veel discussie over het organiseren van een wedstrijd voor de jeugd. De Hr. Obee is sterk tegen maar de vergadering keurt het plan goed om een comité op te richten die gaan regelen dat de jeugd in clubverband wedstrijden gaat vissen. In dit comité zitten de heren Taam, Muller, Vilten, de Moes en Oudejans. Je zou kunnen stellen dat toen de jeugdafdeling geboren is. In de volgende vergadering lezen we dat de voorzitter zijn dank uitspreekt over de perfecte leiding van de jeugdwedstrijd en ik weet dat ik aan die wedstrijd heb meegedaan. De leden hebben vrijwillig een bijdrage van 55gulden bijeengebracht voor de jeugdwedstrijd. In de jaarvergadering van 6-2-1954 worden de Jb. Muller en Jan Obee weer herkozen met de beperking van penningmeester en plaatsvervangend voorzitter Obee dat hij aan wil blijven zolang voorzitter Jan Schouten aanblijft. In de vergadering van 24-3-1954 wordt besloten om een subsidie van 25 gulden aan de jeugdafdeling te geven en bakker Oudejans bedankt namens de jeugd het bestuur. In de jaarvergadering van 22-1-1955 worden enkele belangrijke besluiten genomen. Allereerst wordt er besloten de contributie niet meer maandelijks maar voortaan per kwartaal te innen, dat scheelt de penningmeester veel werk. Voorzitter Jan Schouten deelt mee dat hij om de bekende reden aftreedt. De Hr. Obee bedankt de oud-voorzitter voor het vele werk dat hij tussen 1911 en 1955 voor de club gedaan heeft. Hij stelt voor de Hr. Schouten te benoemen als erelid en de leden zijn het daar unaniem mee eens. Vervolgens wordt de Hr. Maarten van Tiel benoemd als nieuwe voorzitter. Deze stelt dat het moeilijk zal zijn de aftredende voorzitter die 44 jaar ervaring had, goed te vervangen maar hij wil het proberen en ook in dezelfde geest zijn functie uit te oefenen. Tevens wordt de hr. J. Taam, gekozen tot 2e secretaris, mede omdat de 1e secretaris door werkzaamheden nogal eens verhinderd is de vergaderingen bij te wonen. In de volgende vergaderingen komen naast de wedstrijden ook weer de visrechten, het uitzetten van pootvis, de controleurs en de puntentelling aan de orde en dat zijn zaken die de gemoederen nog vaak zullen bezighouden. Begin februari 1956 vindt de jaarvergadering bij Grasboer plaats en ik kan lezen dat er veel werk aan de distributie van de vergunning is, dat er meer en meer op snoek gevist wordt en de jeugdafdeling 40 leden heeft, ik was er een van, en men 25 gulden subsidie krijgt. In de volgende vergadering van 3 juni komt de voorzitter met het voorstel om de oudste jongens van de jeugdafdeling te laten controleren en te schrijven. Dit voorstel wordt met vreugde aanvaard. Soms had je het als jeugdige controleur niet gemakkelijk en hier een voorbeeld. We visten in de Ringvaart en als een visser tussen het riet een baars gevangen had, moest hij roepen en dan kwam de controleur kijken. Ik had barbier Visser in mijn groep en hij riep dat hij een baars gevangen had maar ik zag geen zwarte strepen en vertrouwde het niet. “Ik wil die vis goed zien”, zei ik en toen hij hem na veel mopperen aan me gaf, zag ik dat het een schele pos was en dus niet telde. De barbier zeer kwaad maar ik had gelijk en tijdens de prijsuitreiking kreeg ik toch een glas cola van hem. Een andere truc was om dode baarsjes die langs dreven op te vissen en dan op te geven en ik had al snel een emmertje mee om de dode baarzen later terug te zetten. Later werd een emmertje met water ook verplicht voor de vissers. Door caféhouder, Klaas Veenman wordt een wisselbeker beschikbaar gesteld, het logo van de Amstel Brouwerij vertelt wie de echte sponsor is. Wie deze beker 2 keer achter elkaar of 3 keer in totaal wint, mag hem houden, daarover later meer. In de notulen van 23-2-1957 lees ik dat Arie Hoedje Veenman de wisselbeker gewonnen had en dat de secretaris een mooi jaarverslag gemaakt had. Zowel penningmeester Jan Obee als secretaris Jaap Plukker treden af en stellen zich vanwege hun vergevorderde leeftijd niet herkiesbaar. Ze worden erelid en krijgen voor hun verdiensten een fijn rokertje. P. Oudejans en Henk van Braam komen in het bestuur. Jb Muller wordt de nieuwe penningmeester en Jan Taam de nieuwe secretaris en ik kan dat ook aan het handschrift zien. In de notulen van 1 juni 1957 staat dat er een nieuwe puntentelling is: 1 punt voor ondermaatse baars, 5 punten voor een bovenmaats exemplaar. In deze en de volgende 2 vergaderingen in 1957 komt de moeizame verschaffing van de vergunningen en vooral de snoekvergunning uitgebreid aan de orde. Het lijkt een hele toer om het stempel van de Kamer van de Binnenvisserij op tijd op de vergunningen te krijgen. Op de jaarvergadering van 8 februari 1958 werd dan eindelijk besloten om de contributie vanaf 1 januari 1959 met 5 cent per maand te verhogen, voor een kwartje per maand is men dan lid. Tijdens de vergadering van 17-5-1958 geeft Mejuffrouw Geertje Blauw een diapresentatie over het leven en voortplanten van de vissen en in het bijzonder van de aal. De leden van de jeugdafdeling zijn ook uitgenodigd en ik weet nog dat ik het interessant vond. Er is een brief van de visclub uit Oost-Graftdijk binnengekomen waarin de kampioen van De Hengelaar uitgenodigd wordt mee te doen aan het kampioenschap Zaanstreek-Waterland op de eerste zondag in oktober. Ik had toen nog niet het flauwste vermoeden dat ik mee mocht doen. Als ik op 1-7-1958 de leeftijd van 15 jaar bereik, ben ik officieel lid bij de senioren en mag ik met de baarscompetitie meedoen. In de rondvraag van de vergadering van 6 juli vraag ik naar het aantal wedstrijden en dat zijn er 5. In deze vergadering worden er veel meer snoekvergunningen gevraagd dan er beschikbaar zijn. Maar in de volgende notulen staat dat dit probleem is opgelost doordat de beroepsvissers spontaan voor aanvulling hebben gezorgd. In de jaarvergadering van 14 februari 1959 krijg ik de wisselbeker over het seizoen 1958 uitgereikt en is was zo trots als een pauw. Nu de visclub steeds vaker aan invitatietoernooien meedoet en ook bekers en medailles wint, wordt de behoefte aan een medaillekast groter. Besloten wordt dat enkele handige leden er een zullen maken en blijft dan nog over de vraag in welk café deze kast moet komen te hangen. In deze notulen lezen we ook voor het eerst over het verkrijgen van de Koninklijke Goedkeuring, dit punt zal nog vaak terugkomen. Een hele verbetering is de verplichting dat de vissers een emmertje mee moeten nemen, dit vullen met water en daar de gevangen baarzen in te doen. In de vergadering van 23-5-1959 wordt ook al aandacht besteed aan het 50 jarig jubileum dat op 24 mei 1961 een feit zal zijn. Er komt een feestcommissie en men wil per lid per maand 25 cent sparen. Het nieuwe controlesysteem waarbij de baars in een emmertje bewaard wordt, bevalt prima. Zo eindigen dan ook de notulen uit de 50er jaren en ga ik straks verder met de notulen van 30 januari 1960.
Groter groeien en het 50 jarig jubileum
Voordat ik er erg in heb, zijn we al weer bij het volgende decennium beland en ik bedenk me nu dat ik in deze periode heel veel baarswedstrijden gevist heb. Niet alleen de clubwedstrijden mogen zich verheugen in een grote opkomst, in 1960 was de opkomst voor de baarswedstrijden 46, 44, 45, 46 en zelfs 51 leden en dan heb je een lang parcours nodig. Het zijn niet alleen de clubwedstrijden die veel deelnemers trekken, ook de uitwisselingswedstrijden met andere clubs en de diverse vrije baarswedstrijden trekken veel baarsvissers aan. Ik leerde zo op jonge leeftijd veel goede stekken kennen en dat gold ook voor de etablissementen met volledige vergunning waar je samen kwam en waar je dan ook vaak een uurtje moest wachten op de prijsuitreiking, dat was gezellig! Omdat ik de jongste was, nog geen brommer had en altijd nog wel in een auto gepropt kon worden, mocht ik meestal zonder kosten mee en mijn vaste vismaten waren vooral Hoedje, Willem, de Bakker, van Braam en Ek Taam.
Met de inkomsten en uitgaven van 1960 eindigt het oudste geredde kasboek en ik prijs me gelukkig dat ik ook het kasboek dat van 1961 tot 1977 het reilen en zeilen van de club laat zien, heb kunnen redden. Vanaf dit moment heb ik zowel het kasboek als de notulen beschikbaar om informatie uit op te vissen en komen de notities uit de notulen naast en tussen de financiële gegevens te staan. Zo vind ik in de notulen van de jaarvergadering van 30 januari 1960 dat de jeugdige Jan Eggers opnieuw kampioen geworden is en nu de wisselbeker mag houden en ook nog een medaille krijgt. Omdat we snel groeien, komen we vergunningen tekort en er worden 65 jaar- en 20 snoekvergunningen bij de beroepsvissers aangevraagd. In de volgende vergadering wordt de feestcie. voor het 50 jarig jubileum samengesteld en die bestaat uit 8 personen met penningmeester Jb. Muller en Jaap Kaptein als contactpersonen. De Koninklijke Goedkeuring komt ook weer aan de orde. De voorzitter zet het belang hiervan, vooral in verband met het terugkrijgen van de visrechten van het Rijper water, nog eens uiteen en krijgt vrij mandaat dit verder te regelen. Het is nog steeds zo dat er geen vast rooster van de wedstrijden is. Op een ledenvergadering worden datum, plaats, aaskeuze en tijdstip van de komende wedstrijd(en) bepaald en er komt steeds meer weerstand hier tegen. Omdat er steeds meer vrije wedstrijden en concoursen komen, is het gemakkelijker om een vast wedstrijdrooster te hebben zodat men weet waaraan men wel en niet kan deelnemen. De kampioenswedstrijd van Zaanstreek-Waterland wordt altijd op de eerste zondag in oktober gehouden en wordt in 1961 door De Hengelaar georganiseerd. Er wordt een wedstrijdcommissie benoemd waarin o.a. Arie Hoedje, Willem de Bakker en Beel, haast iedereen had een bijnaam, zitting namen. Toon Zomerdijk is de kampioen van 1960 en zal onze club dus vertegenwoordigen op de kampioenswedstrijd. Op de dag dat we 50 jaar bestaan, 24 mei 1961, wordt een ledenvergadering gehouden en wordt het lid J. Noë, als ik me goed herinner was zijn bijnaam Jan Teel, benoemd tot erelid omdat hij vanaf de oprichting lid is, een unicum! Verder komt er een verzoek het water van de Zuiddijk uit te baggeren. Dit geeft zoveel problemen in de gemeenteraad dat het voorlopig wel niet zal gebeuren, jammer. Ook worden de nieuwe statuten en huishoudelijk reglement goedgekeurd, dit alles in het kader van de Koninklijke Goedkeuring. In 1961 heeft de club 146 leden en bij 33 van deze leden vinden we achter hun naam de toevoeging Amsterdam. Het grote voordeel van deze “buitenleden” is dat ze hun jaarlijkse contributie van 3 gulden zonder uitzondering in een keer voldoen. De penningmeester gaat nu een keer per 3 maanden de lokale leden langs om de contributie van 75 cent op te halen. Je ziet trouwens steeds meer leden die hun bijdrage voor het hele jaar voldoen, ze konden toen nog niet telebankieren. In 1961 bestaat De Hengelaar 50 jaar en dat feest wordt goed gevierd in de achterzaal van café Blokdijk. Ik kan het me nog heel goed herinneren en het feestprogramma heb ik nooit weggegooid en het is nu een bron van informatie. In het kasboek kom je ook heel wat gegevens over de kosten en wat men voor dit feest gespaard had tegen. Onder de noemer “Feest 50 jarig bestaan” vinden we de grootste kostenpost, zijnde Fl. 913,28. Ondanks deze forse jubileumuitgaven is er in 1961 een batig saldo van Fl. 620,06. Ondanks dit positieve saldo wordt de contributie in 1962 verhoogd naar 4 gulden per jaar en de meeste leden betalen 1 gulden per kwartaal. In de notulen van de jaarvergadering van 14-2-1962 komt het 50 jarig jubileum nog een keer uitgebreid aan de orde. Iedereen die aan het welslagen heeft meegewerkt wordt nog een keer bedankt en wordt ook de kampioen van 1961, Henk Klompenmaker, in het zonnetje gezet. Bestuurslid Jb. Timmer, aan wie ik heel goede herinneringen heb, treedt om gezondheidsredenen af en zijn zoon Jan, Beel, Timmer wordt als nieuw bestuurslid gekozen. De subsidie aan de jeugdclub wordt verhoogd naar Fl. 35, -.Op het einde van 1962 mocht de penningmeester niet mopperen want het batig saldo over dat jaar was bijna 1000, - gulden. Er zijn in 1962 nu 151 leden en daarvan dragen er niet minder dan 10 de naam Taam, het is zowat een heel nest, zou je denken. In 1963, zeg maar na de strenge winter met veel vissterfte, wordt de animo voor de baarswedstrijden minder, gemiddeld 28 leden die mee doen. Er worden gratis visvergunningen aan bejaarden verstrekt en we zien dat er in de herfstmaanden veel dagsnoekvergunningen verkocht worden en ze kosten een gulden per stuk. De puntentelling wordt ook weer eens veranderd en is nu als volgt: ondermaatse baars 5 punten, bovenmaats 15 punten en 1 punt voor alle overige vissen. We doen als club zowel mee aan een aantal viswedstrijden in de buurt als aan de sportweek. Verder gaan we zelf een jaarlijks terugkomende driekamp met Spijkerboor en Schermerhorn organiseren. Toon Zomerdijk zou graag een wedstrijdrooster voor het gehele jaar zien en een goede aanzet zou zijn door op elke 2e zondag van de maand een wedstrijd uit te schrijven. De Koninklijke Goedkeuring komt ook weer ter sprake en er zit weinig schot in. Ook niet echt positief is de opkomst bij de jaarvergadering van 25 februari 1963: 5 bestuursleden en 12 leden. Vermoedelijk zijn sneeuw en ijs daar mede debet aan want het was nu eenmaal een barre winter. Uw schrijver zat in die tijd in militaire dienst en bleef onder het mom dat de verbindingen slecht waren regelmatig thuis. Ik ging dan met de Poolse jood Nic. Molenaar mee om bijten rondom de fuiken te hakken en deze te lichten. Ik zal het eerlijk zeggen: ik wist niet dat er zoveel paling tegelijk in een fuik kon kruipen. Telkens weer ging de bakfiets vol met kuipen levende aal naar een paar karen in het diepere buitenwater waar de kans op sterfte minder groot was. Omdat wij destijds in de Rechtestraat 75, vlak achter de sluis, woonden, heb ik met eigen ogen de tonnen dode vis gezien, een stinkende massa, en toen heeft de visstand in de Eilandspolder een beste klap gekregen. Gerard Taam Gz., beter bekend als Ekkie, werd met slechts 34 baarsjes kampioen van 1962 en mocht een jaar op de mooie wisselbeker, een paar jaar eerder geschonken door kastelein Henk Oudejans, passen. Jb. Timmer wordt in deze vergadering benoemd als erelid en dat is de laatste informatie die ik uit het tweede notulenboek heb gehaald, op naar het 3e boek. Het nieuwe boek begint met de notulen van de ledenvergadering van 22 mei 1963 waar 25 leden aanwezig zijn. De voorzitter spreekt de wens uit dat ondanks de zeer strenge winter met veel vissterfte de vangsten in het nieuwe seizoen mogen meevallen. Omdat er veel snoek dood gegaan is, vreest het bestuur een grote afname in de verkoop van snoekvergunningen en dat is weer slecht voor de kas. Men komt met het voorstel dat wie dit jaar een snoekvergunning afneemt er ook zeker van kan zijn dat hij in de volgende 3 jaar ook zonder te loten of zo verzekerd is van een snoekvergunning. De vergadering vindt het een prima voorstel en gaat unaniem akkoord. Men stelt nu ook de data voor de 4 roosterwedstrijden vast en ook de data voor diverse uitwisselingswedstrijden waaronder die tegen de visclub Puttersvreugd uit Venhuizen. Die wedstrijd werd mijn eerste, ook zeer positieve, kennismaking met de visserij in de kleipolders waar ik nu woon. De Hr. van Houwelingen wordt met algemene instemming benoemd tot erelid. Financieel gezien was 1963 een goed jaar met een batig saldo van Fl. 1165,47 en ik herken de handtekening van mijn vader als lid van de kascontrole cie. Was het vroeger zo dat de inkomsten van de club voor het overgrote deel bestond uit contributie, anno 1963 en ook komende jaren is het de verkoop van de diverse vergunningen die geld in het laatje brengt. Dat De Hengelaar steeds meer “buitenleden” kreeg, was me bekend. Maar als ik de grote hoeveelheden dag- en weekvergunningen voor 1963 zie, respectievelijk 301 en 65, en ook nog 50 snoekvergunningen en eenzelfde aantal dagsnoekvergunningen, weet ik dat de Eilandspolder geliefd was bij vele sportvissers. Het handschrift van penningmeester Muller wordt er midden 60er jaren niet duidelijker op en ik realiseer me nu dat hij toen al rond de 75 jaar was. Waarschijnlijk had hij veel meer werk aan het hele gebeuren dan nu want er waren nog geen computers. Wat ook opvalt, is dat nog steeds dezelfde middenstanders, die meestal niet mee vissen maar wel lid zijn, de prijzen leveren en de verdeling 50 % hengelspullen en 50% huishoudelijke artikelen gehandhaafd blijft. Tijdens de jaarvergadering van 13-2-1964 worden A. Veenman, Hoedje, en Jan Taam Gz. , Tom Poes, in het bestuur gekozen. Op de volgende vergadering van 25 mei wordt besloten om vanwege de teruglopende animo voor de wedstrijden de aanvangstijd vast te stellen op 09.00 uur en niet meer op zondagmorgen vroeg. De puntentelling wordt ook weer veranderd: ondermaatse baars 1 punt, bovenmaatse exemplaren 5 punten en andere vissoorten tellen niet. Kampioen wordt degene die de meeste baarzen gevangen heeft. Ook wordt besloten dat 4 van de 5 wedstrijden tellen en men dus de slechtste wedstrijd mag aftrekken. Op 17 maart 1965 is er weer een jaarvergadering in het café van G. Grasboer. Ekkie Taam was de kampioen van 1964 en mocht een jaar op de beker passen. De puntentelling beviel toch niet en men ging terug naar de situatie van 1963, dus witvis 1 punt, ondermaatse baars 5 punten en maatbaars 15 punten. Ik neem aan dat daar in de komende jaren wel weer verandering in zal komen. De voorzitter deelt mede dat de aanvraag voor de Koninklijke Goedkeuring verstuurd zal worden, nog even geduld graag. Op 1 maart 1966 bezoeken maar liefst 44 leden de jaarvergadering en de voorzitter is daar blij mee. Besloten wordt de subsidie aan de jeugdclub te verhogen naar Fl. 45, - per jaar. De 5 data voor de roosterwedstrijden worden vastgesteld en Ekkie Taam is wederom kampioen geworden en mag de wisselbeker nu definitief houden. Bij het agendapunt rondvraag wordt het langzamerhand traditie dat Dirk Polman vraagt hoe de stand van zaken is met de Koninklijke Goedkeuring, zo ook deze vergadering. De voorzitter geeft het eerlijke antwoord dat er wegens drukke werkzaamheden nog niet aan toe gekomen is, wordt vervolgd. Op 25 mei 1966 is de volgende vergadering en er is een grote opkomst en dat zal wel te maken hebben met de opgave van de snoekvergunningen waar de vraag groter is dan het aanbod. Penningmeester Muller verzoekt de leden die weinig op snoek vissen een aantal dagsnoekvergunningen te nemen zodat de jaarvergunningen voor de echte snoekvissers beschikbaar blijven. Besloten wordt dat de aanvragers die geen snoekvergunning van de club krijgen, er een bij de beroepsvissers kunnen kopen. Die zijn wel duurder maar de visclub betaalt het verschil terug, een goede service. Jan Eggers jr. zag graag dat de tekst op de snoekvergunning aangepast werd aan de Visserijwet. Ook wil hij op een volgende vergadering wel een voordracht geven over het vissen op snoek met kunstaas en de leden zijn daar unaniem voor. Er worden geen peurvergunningen voor de haven uitgegeven, jammer voor aanvrager C. Konijn. Ook wordt besloten de puntentelling weer te veranderen, de notulen vermelden helaas niet wat de verandering is. De medaillekast is alweer te klein, we winnen nog al wat prijzen tijdens de vele concoursen, P. Schouten wil wel een grotere kast maken.
In 1965 betalen we Fl. 799, - pacht aan de beroepsvissers en een jaar later is dat al opgelopen tot Fl. 910, -. Bij de uitgaven van 1966 zie ik voor het eerst de post motorboten Fl. 5, - en dat betekent dat men per motorboot op de Miewijdt of het Kruiswerk een wedstrijd is gaan vissen. Wat verder opvalt in het kasboek zijn de vele posten van verkochte vergunningen. Ik tel voor 1966 bijna 50 posten van door de penningmeester verkochte en geleverde vergunningen, variërend van 300 tot 1 vergunning per transactie. In 1966 waren er 197 betalende leden waarvan nu een groot aantal buiten De Rijp en ook een groot aantal nieuwe leden uit de nieuwbouw. In de notulen van 3 maart 1967 lees ik dat ik in 1966 voor de derde keer kampioen geworden ben en weer een jaar op een mooie nieuwe, Ekkie Taam had de vorige definitief gewonnen, wisselbeker mag passen. Een moeilijk punt van deze vergadering was het feit dat een van de vaste controleurs van de laatste jaren, Tom Poes, had besloten te stoppen als controleur en weer mee wilde doen met de wedstrijden. Tom Poes wordt in deze vergadering ook benoemd als secretaris. Hij volgt zijn naamgenoot en oom, Jan Taam van de Wolbaal op die is overleden en met een minuut stilte wordt herdacht. De andere controleur, mijn grote vriend Hoedje, Arie Veenman met echte naam, wilde het wel alleen doen maar dan moest iedere visser wel een emmertje meenemen. Geen emmer mee, dan niet meedoen. “Als je gaat vissen, vergeet je ook je hengel niet, en waarom je emmer wel?” was de simpele redenering van Hoed. Natuurlijk kwam de bekende vraag over hoe het staat met de Koninklijke Goedkeuring op het einde van de vergadering nog aan de orde. De voorzitter garandeerde dat die de volgende jaarvergadering in ons bezit zou zijn. Als ik in het kasboek ga kijken bij de gegevens van 1967 zie ik dat er iets aan de hand is. Het handschrift verandert, er is een soort tussentijdse balans in maart opgemaakt met als opmerking: Kasverschil 8 gulden, nog op te lossen. Daarna het vervolg in een totaal ander handschrift dan van penningmeester Jb. Muller. Deze heeft op 28 februari zijn laatste notitie: Jb. Muller, Bode/Penm. 10% van Fl. 498, - = Fl. 49,80 in het kasboek genoteerd. Ik vermoed dat deze prima penningmeester is overleden of plotseling afgetreden en dus eerst maar even in de notulen van 19 mei 1967 kijken. Daar lees ik dat de penningmeester op 75 jarige leeftijd is overleden en dat het een groot verlies voor de club is. Van het moment dat ik jeugdlid werd tot zijn overlijden heb ik veel met Jb. Muller te maken gehad. Hij was de inspirator van het jeugdgebeuren, regelde alles op vergunningengebied en ik heb hem wel eens geholpen met het innen van de contributie en de uitgifte van vooral de snoekvergunningen. In mijn ogen was hij het werkpaard van De Hengelaar en vooral een praktijkman. In deze vergadering stelt Cees van Straaten zich beschikbaar als nieuw bestuurslid die zich vooral met de jeugdafdeling wil bezig houden. Ik weet dat Eddy Vilten Pz. de volgende penningmeester is geworden maar vreemd genoeg ben ik zijn benoeming niet tegengekomen in de notulen. In de volgende jaarvergadering van 15 maart 1968 wordt een minuut stilte gehouden voor het overleden, in de notulen staat echter “overlevende”, erelid en oud-penningmeester Jan Obee. Jan Eggers Jr. wordt gehuldigd als de kampioen van 1967 en mag de wisselbeker nu definitief houden. Omdat er een klein nadelig saldo was, besluit men de contributie te verhogen, was 4 gulden per jaar en wordt 6 gulden per jaar. Waarschijnlijk was Dirk Polman niet aanwezig want ik vind geen vraag over de situatie met de Koninklijke Goedkeuring en de voorzitter heeft ook niet gemeld dat dit rond is, zoals een jaar geleden beloofd! Dit punt komt in de volgende jaarvergadering van 7 februari 1969 wel aan de orde en de voorzitter deelt mede dat deze zaak praktisch rond is en het bestuur nog enkele handtekeningen moet zetten en de acte tekenen, wordt vervolgd. In deze vergadering zijn er niet minder dan 12 leden die iets voor de rondvraag hebben. Belangrijkste punt is de verandering van de puntentelling. Ondermaatse baars telt nu 5 punten en bovenmaatse baars 25 punten. Ik weet echter een ding zeker: welke puntentelling men ook invoert, het zijn bijna altijd dezelfde vissers die meeste prijzen winnen. Belangrijk is de beslissing van de vergadering van 23 mei 1969 om als vereniging weer lid te worden van de A.H.B., de grootste landelijke hengelsportorganisatie. Ook komt er nu bij het begin van het seizoen een kaart met daarop alle roosterwedstrijden en de concoursen waar men aan mee doet. Dat bespaart de secretaris veel tijd met het anders steeds maar rondbrengen van de convocaties voor iedere wedstrijd. Op een vraag van een lid hoe het staat met de Koninklijke Goedkeuring wordt algemeen besloten deze aan te vragen zodat de vereniging als rechtspersoon kan optreden. Laat ik nu al jaren denken dat dit al aangevraagd was??? Tenslotte nog even een blik werpen op de financiën van 1969 en dan is de verslaggeving over de jaren 60 ook weer verleden tijd. De inkomsten en uitgaven in dit jaar waren zo rond de Fl. 3500,- en het batige saldo was Fl. 59,36 en ik tel niet minder dan 240 leden, we zijn echt groter gegroeid.
Als A.H.B. lid de 70er jaren in
Op 27 maart 1970 wordt de jaarvergadering gehouden en er wordt behoorlijk gediscussieerd over de toetreding tot de A.H. B. omdat de contributie verhoogd dient te worden met 3 gulden. Toch vindt de meerderheid van de leden de aansluiting een goede zaak. De kampioen van 1969 wordt gehuldigd maar wie dat is, staat niet in deze notulen. We lezen nu ook voor het eerst dat een deel van het water in de Eilandspolder aan Staatsbosbeheer verkocht is en de voorzitter stelt dat het visrecht niet verkocht kan worden. Hier zal ook het laatste woord nog niet over gesproken zijn. De Hr. Durivou wil graag een diapresentatie houden over vliegvissen en het vissen met kunstaas. De voorzitter vindt dat goed als het maar in samenwerking gaat met Jan Eggers Jr. Waaraan en waarom het in samenwerking met mij diende te gebeuren, weet ik niet zo precies meer. Wel weet ik dat ik in die periode actief met kunstaas op roofvis viste en vrij goed wist wat er bij bestuur en leden van de club speelde. Doordat De Rijp groter groeide, kwamen er steeds meer leden vanuit de nieuwbouw. Deze vissers hadden andere ideeën over het vissen en een visclub en vonden o.a. dat het bestuur veel te veel met de baarswedstrijden bezig was en de voor hen interessante zaken veelal links lieten liggen. In de volgende vergadering van 29-5-1970 deelt Jan Eggers Sr. , mijn vader dus, mee dat hij gehoord heeft dat Staatsbosbeheer in 1971 vergunningen gaat uitgeven voor hun water in de Eilandspolder. De voorzitter heeft hier nog niets over gehoord, is verbaasd en zal er zo spoedig mogelijk achter aan gaan. De penningmeester deelt mee dat hij 170 leden heeft opgegeven als A.H.B. lid en deze betalen dan 3 gulden extra per jaar. De Hr. Durivou gaf gedurende een uur deze avond voorlichting over het vliegvissen. Op 19 februari 1971 komen het voltallige bestuur en 33 leden bijeen voor de jaarvergadering. De kascontrole cie. deelt mede dat de financiën keurig op orde waren en er een positief saldo van Fl. 379,75 over 1970 te noteren viel. Ondergetekende was de kampioen van 1970 geworden en zou daar in de rondvraag nog op terugkomen. De bestuursleden Henk Klompenmaker en Eddy Vilten stellen zich niet herkiesbaar en in hun plaats worden Hans de Jong en A. van Dongen gekozen. De hamvraag wie er penningmeester zal worden, wordt opgelost door bestuurslid Jan Timmer die deze taak wel op zich wil nemen. De puntentelling wordt ook weer eens aangepast, volgens de voorzitter om de wedstrijden aantrekkelijker te maken voor nieuwe leden uit de nieuwbouw. Een ondermaatse baars telt voor 10 punten, een bovenmaatse voor 50 punten en andere vis voor 1 punt. In de rondvraag komt deze kersverse kampioen met de vraag of hij volgend jaar zijn beker nog wel verdedigen kan omdat ik in mei 1971 naar Bovenkarspel ga verhuizen en ook niet meer met de kampioenswedstrijd van Zaanstreek – Waterland mee zou mogen doen. De leden vinden dat ik mijn beker wel mag verdedigen en ook met de kampioenswedstrijd mee mag doen als ik als niet-Rijper weer kampioen zou worden. Bij de volgende vergadering op 21 mei wordt er allereerst gesproken over het feit dat de vereniging 60 jaar bestaat. Dit zal sober gevierd worden om de kas niet teveel te belasten en er komt een gezellige middag in café Stoop in Graft voor de leden die voor 1932 al lid waren. Er wordt niet alleen voor de oudste leden iets georganiseerd want er komt ook iets leuks voor de jeugdleden en de penningmeester trekt daar150 gulden voor uit. Een minder prettige verrassing was dat er achter op de vergunning staat: Verboden te vissen in het water van Staatsbosbeheer. Het bestuur dacht dat daar goede afspraken over gemaakt waren en er geen vuiltje aan de lucht zou zijn. Ze voelen zich aardig in de maling genomen. Een blik in het kasboek van 1971 laat zien dat er in juni bij het Scheepvaarthuis een nieuwe toeter van Fl. 8,45 gekocht is en daar kan controleur Hoedje zich dan weer op uitleven. Het 60 jarig feest zou sober gevierd worden maar al met al bedragen de uitgaven voor de diverse festiviteiten toch nog bijna Fl. 1000, - . Aan giften voor dit jubileum ontvangt men een bedrag van Fl. 125,-. Er zijn in 1971 bijna 250 leden en die uit De Rijp staan keurig per straatnaam en huisnummer gerangschikt. Zo lees ik dat ik op Heikeshof 43 woon maar in mei 1971 ben ik verhuisd naar Bovenkarspel. Door de uitwisseling met de visclub in Venhuizen had ik daar al de nodige contacten en werd ik meteen maar lid van Puttersvreugd. Wel bleef ik, tot ongenoegen van mijn vrouw, de wedstrijden in De Rijp bezoeken, simpelweg omdat er rond Bovenkarspel niet op baars gevist werd. Een paar jaar later werd ik lid van de visclub in Bovenkarspel en heb daar het baarsvissen geïntroduceerd. Met succes want we haalden vele prijzen op de grote concoursen en zelf werd ik diverse keren federatiekampioen baars. Het ledental van de Hengelaar groeit nog steeds snel en stonden de leden in 1971 nog netjes per straat in het grote kasboek, in 1972 is dat totaal anders. Als gevolg van het betalen per giro staan ze nu in alfabetische volgorde en ik tel 276 leden waaronder 6 ereleden te weten: Piet Beumer, ik neem aan dat dit Bruine Piet was, Piet Berkhout, zeg maar de oude Kras, Dirk Polman, Jb. Plukker, Piet de Rijke, die in nooit heb zien vissen, en M. Visser en dat moet de barbier zijn. Maar laat ik het maar eerlijk zeggen vanaf dit jaar wordt het steeds moeilijker voor me het reilen en zeilen van De Hengelaar met dezelfde intensiteit als daarvoor te volgen. Er komen zoveel nieuwe leden en ook bestuursleden die ik niet persoonlijk ken. Het bijwonen van wedstrijden en vergaderingen wordt door de 40 km afstand en het feit dat ik zelf bestuurslid van de visclub in Bovenkarspel en van de Federatie “De Noordkop” word langzamerhand al minder. Maar ik blijf wel lid van De Hengelaar. Tijdens de slecht bezochte jaarvergadering van 21-1-1972 wordt er eerst een moment stilte gehouden voor het overleden erelid P. van Houwelingen en kapper Piet Vilten die ook altijd heel actief was. Een minder vrolijk punt was ook het verbod om niet te mogen vissen in het water van Staatsbosbeheer. Een delegatie van het bestuur heeft hierover gesproken met Burgemeester en Wethouders evenals functionarissen van SBB maar dit heeft niets opgeleverd. Men heeft nu de A.H.B. ingeschakeld en wachten geduldig af. De penningmeester heeft over 1971 een nadelig saldo van Fl. 565,23 en dat komt vooral door de kosten van het 60 jarig jubileum. Het etentje en gezellig nazitten met de leden die langer dan 40 jaar lid zijn, kostte meer dan gepland maar de vergadering had daar geen problemen mee. Deze oudgedienden zijn allemaal erelid geworden. Ook wordt de puntentelling weer eens gewijzigd, dit onder het mom het aantrekkelijker te maken voor nieuwe leden, maar ik betwijfel dat nog steeds. Een maatbaars levert 50 punten op, een baars tussen 18 en 22 cm krijgt 25 punten, een ondermaatse baars 10 punten en andere vissen 1 punt. De notulen van 24 mei 1972 leveren weinig nieuws op en er is geen nieuws over het vissen in SBB water. Als op 23- 2- 1973 slechts 21 leden de jaarvergadering bijwonen kan de penningmeester weer een batig saldo aankondigen: Fl. 364,30. Tot mijn verrassing lees ik dat ik in 1972 als niet-Rijper kampioen geworden. Ik ben daarna in mijn plakboek gaan snuffelen en kom tot de conclusie dat het in 1972 een zeer spannende competitie geweest is. Ik eindigde gelijk met Ekkie Taam en we moesten een barrage vissen in de Tuingracht. In de eerste sessie van 10 minuten vingen we ieder een baars en in de volgende 10 minuten niks. Wie daarna de eerste baars ving, was kampioen en ik was de gelukkige. Ik heb heel wat wedstrijdjes met Ekkie aan de waterkant uitgevochten en we vissen nog wel eens samen. Nee, niet op baars maar op snoek en vooral snoekbaars. Rest me nog te vermelden dat mijn vader in dit jaar op de 3e plaats eindigde. Ik durf te zeggen dat hij destijds een nog fanatiekere baarsvisser was dan ik en ik ben blij dat ik hem 13 jaar eerder heb leren baarsvissen. In de notulen van de jaarvergadering van 22-2-1974 lezen we dat Tom Poes, Jan Taam dus, kampioen was, Jan Taam Jz was 2e en Ekkie en Kees Taam, De Rijp, werden gedeeld 3e. Een “betamelijk zaak”. Er komt nog een extra beker voor deze 3e plaats. Er werden dit keer ook bekertjes uitgedeeld voor de grootste karper, snoekbaars, brasem en baars, noem het een soort Kanjerkoning competitie. Ondergetekende kreeg ook nog 2 andere bekers, een voor het kampioenschap witvis en een herinneringsbeker als kampioen 1972. Punten die in deze vergadering net als in veel andere bijeenkomsten steeds weer terugkomen zijn: baggeren, vooral van het water langs de Zuiddijk, subsidie voor de jeugd, puntentelling en een aanvulling van het programma met snoek-, snoekbaars, karper- en zeeviswedstrijden. Vreemd genoeg kom ik het punt Koninklijke Goedkeuring niet meer tegen en ook de vraag om de visrechten van het Rijper water wordt minder. De ledenvergadering die meestal voor de opening van het seizoen wordt gehouden, lijkt minder noodzakelijk te zijn en veel leden blijven thuis. Tijdens de jaarvergadering van 28-3-1975 worden eerst het overleden erelid M. Visser, de barbier, en Frans Jonkhart van Afdeling XI uit Purmerend en drijvende kracht van de kampioenswedstrijd met een korte stilte herdacht. Voorzitter Maarten van Tiel had aangekondigd om gezondheidsreden af te treden en als nieuw bestuurslid werd Cees de Vries gekozen. Als nieuwe voorzitter werd vicevoorzitter Hans de Jong gekozen en hij bedankte de oud-voorzitter in een korte toespraak. Toen Maarten van Tiel in 1955 voorzitter werd, waren er 55 leden, nu hij stopt zijn dat er 317 geworden. Naast cadeaubonnen kreeg hij ook nog de ruim 60 jaar oude historische toeter met inscriptie en benoemd als erelid. Hier na werd een belangrijke beslissing genomen: de visclub werd lid van hengelsportfederatie Midden Noord-Holland. In de ledenvergadering van 12 september worden vooral zaken die met de wedstrijden te maken hebben op het scherpst van de snede besproken en het wordt tijd dat diverse punten in een huishoudelijk reglement geregeld gaan worden. In de jaarvergadering van 6 februari 1976 geeft bestuurslid A. van Dongen, die als ik me goed herinner ook gemeentesecretaris was een uiteenzetting over de overeenkomst met de gemeente over de pacht van het Rijper viswater. Ook werd de vergadering het eens over enkele bepalingen die in een nieuwe huishoudelijk reglement moeten komen. Men wacht nog even tot er een voorbeeld van de Federatie is. Cees de Vries neemt het penningmeesterschap van Jan Timmer over en als laatste punt komt de puntentelling aan de orde. Om het baarsvissen geen geweld aan te doen, wordt besloten niets te veranderen. Omdat er over de volgende vergadering weinig nieuws te melden was, meteen maar over naar de jaarvergadering van11-2-1977. Ik denk dat het belangrijkste nieuws was dat het niet echt soepel loopt bij de jeugdafdeling en de Hr. Lodewijks wil de kar wel gaan trekken en krijgt van het bestuur vrij mandaat dit goed op poten te zetten. Verder had de voorzitter het aantal wedstrijden dat de club organiseert eens geteld en kwam tot 24 wedstrijden en dat geeft veel vrijwilligerswerk. Jan Taam Jz. was de kampioen van 1976, op de voet gevolgd door Jan Taam Gz., beter bekend als Tom Poes. Slechts 5 bestuursleden en 9 leden waren aanwezig op de ledenvergadering van 26-8-1977 en de thuisblijvers hadden min of meer gelijk want er is weinig te melden van deze bijeenkomst. Het grote probleem is waar we moeten vissen want in de eigen polder wordt slecht gevangen. Vandaar dat er zelfs een roosterwedstrijd in de wateren rond Abbekerk gevist gaat worden. Met een voltallig bestuur en 20 leden begon de jaarvergadering van 17 februari 1978. Na een minuut stilte ter gedachtenis aan erelid Piet Berkhout en lid Mozes de Jong, de vader van de voorzitter, werd punt 9 van de agenda naar voren gehaald: bestuursverkiezing. Hans de Jong stond de voorzittershamer af en Cees de Vries en de positie van penningmeester werd overgenomen door John van Reijn. Willem van Braam stopte na 11 jaar als bestuurslid en voor hem werd G. van Loon in het bestuur gekozen. Tom Poes bleef gewoon aan als secretaris. Er was over 1977 een batig saldo van Fl. 590,59 en er kwamen 55 nieuwe leden bij. Kampioen van het afgelopen jaar was onze secretaris Jan Taam, Jos Taam op de 2e plek en Ekkie Taam werd 3e. Ja, het was weer alles Taam wat de klok sloeg. Er werd een voorstel ingediend om het aantal maatse snoekbaarzen dat men mee mag nemen te beperken en gevangen snoek dient men zonder meer direct terug te zetten. Uit de notulen van de laatste jaarvergadering van de 70er jaren pik ik nog deze krenten: Jos Taam krijgt een compliment voor het opknappen van de prijzenkast. De visclub organiseert nu volledig het damesvissen met de kermis. Penningmeester van Reijn trad af en werd opgevolgd door mijn vader die het best een leuke baan vond. De puntentelling werd ook weer gewijzigd: kleine baars 1 punt, baars van 18 – 22 cm is 2 punten en maatbaars 3 punten. Er komt ook een snoekbaars competitie van 4 wedstrijden en de slechtste mag men aftrekken. Op deze vergadering wordt de 86 jarige Ome Cor Zomerdijk, die nog steeds mee vist, tot erelid benoemd. Ekkie Taam vindt het uitkeren van bodegeld uit de tijd, de vorige penningmeester wilde het niet hebben en ook de nieuwe penningmeester accepteert het ook niet. Tenslotte stelt Hoedje voor dat er tijdens de vergaderingen niet meer gerookt mag worden, iedereen is akkoord. Waarschijnlijk is er in 1979 niet meer vergaderd want de volgende notulen zijn die van de jaarvergadering 1980. Het kasboek dat ik bezit eindigt op 6 februari 1976 met de post Onkosten vergadering Fl. 91,75. De penningmeester heeft op 12 januari 750 gulden van de bank gehaald om op 13 februari 605 gulden aan de federatie te betalen. Nu gaat dat even sneller met telebankieren. Daarmee staan de belangrijkste zaken van de 70er jaren ook op papier en ga ik over naar de notulen uit het volgende decennium.
De 80er jaren op afstand bekeken
Ik vermoed dat de meeste zaken die ik nu in de notulen uit de periode 1980 – 1990 tegen ga komen nieuw voor me zijn. De reden is heel eenvoudig: ik had het gewoon veel te druk met andere zaken. Maar goed, ik zal toch proberen een zo interessant mogelijk overzicht over dit tijdvak te maken. Begin 1980, de datum staat niet vermeld, wordt de jaarvergadering gehouden en 32 leden wonen deze vergadering bij. Het bestuur heeft een verzoek bij het hoogheemraadschap Het Lange Rond ingediend om de sloten langs de Zuiddijk uit te baggeren. Een ander uitgaand stuk is een brief aan het gemeentebestuur over de visrechten in de Eilandspolder. De penningmeester kan een batig saldo van rond de Fl. 1000, - melden en de financiële situatie is zeer gezond. Jos Taam werd kampioen in 1979, gevolgd door J. Eggers Sr. en Jan Taam. Niet alleen de puntentelling bleef hetzelfde, ook het grote wedstrijdprogramma veranderde niet. Er komt een feestcommissie om het 70 jarig jubileum van volgend jaar te regelen. Er komen steeds meer klachten over bootjes met veel pk’s die de rust in de polder verstoren. De notulen van 6-6-1980 gaan vooral over baggeren, de visrechten in de polder en de hoeveelheid beschikbare vergunningen. Omdat ambtelijke molens langzaam malen, is het vooral een kwestie van afwachten. Op 30 januari 1981 vind de jaarvergadering plaats en de voorzitter vraagt een minuut stilte vanwege het plotseling overlijden van penningmeester Jan Eggers Sr. op 18 januari. De 37 aanwezige leden horen vervolgens het goede nieuws dat de sloten langs de Zuiddijk in de winter van 81-82 uitgebaggerd worden. De top 3 van het kampioenschap 1980 was weer een Taam aangelegenheid met Jos, Ekkie en Tom Poes op het podium. Cas Riechelman nam de open plaats van Eggers Sr. in het bestuur in en Arie Hoedje werd benoemd als penningmeester. Er hadden zich al 100 leden opgegeven voor de feestavond en men verwacht er nog meer. De feestcie. verzocht de vergadering een bedrag van Fl. 1000,- voor dit feest beschikbaar te stellen, dit verzoek werd onder applaus gehonoreerd. Besloten werd het invitatie toernooi af te schaffen en een team wedstrijd voor bedrijven en verenigingen in de Tuingracht te houden. Waarschijnlijk is er midden 1981 geen vergadering gehouden want de volgende notulen om nieuws uit te halen zijn van de jaarvergadering van 29 januari 1982. Het 70 jarig jubileum is goed verlopen en de feestcie. wordt bedankt door de voorzitter. Wel heeft de penningmeester een nadelig saldo van Fl. 982,54 maar de reden, de feestavond, is bekend. Met nog een bedrag van Fl. 6160,37 in kas is de vereniging financieel nog zeer gezond. Het kampioenschap was wederom een Tamen aangelegenheid, nu in een andere volgorde: Ekkie, Tom Poes en Jos Taam. Belangrijk was ook dat er een nieuwe puntentelling voor de snoek- en snoekbaarswedstrijden werd vast gesteld en een reglement voor de wedstrijd voor bedrijven en verenigingen. Ook komt er een A en een B klasse voor de baarsvissers en men kan dus promoveren maar ook degraderen. Weer geen notulen van een ledenvergadering in 1982 en over naar de jaarvergadering van 21 januari 1983. De voorzitter deelt mee dat in 1986 het pachtcontract met de beroepsvissers afloopt en we stappen zullen ondernemen om de visrechten van het Rijper water in ons beheer te krijgen. Dit punt lokt veel reacties en discussies uit en het geloof in een positieve afloop is niet groot. Ik lees verder dat het baggeren van de Zuiddijk in werking is en er schijnt een subsidie van 70.000 gulden te zijn om het vlotter te doen verlopen. Omdat er goed baars gevangen wordt, besluit men de categorie overige vissen niet meer te tellen. Gezien de vraag van Kees van Zaanen over de slepende kwestie die baggeren heet, neem ik aan dat er nog steeds niet begonnen is met dit project. Misschien dat er iets over te lezen valt in de notulen van de jaarvergadering van 27 januari 1984 en dat is het geval. Er staat letterlijk dat dit punt binnenkort zijn beloop zal krijgen en om zoveel mogelijk subsidie te krijgen, komt er ook een vissteiger voor invaliden. De penningmeester kon een positief saldo van maar liefst Fl. 1173,34 melden en we hebben 443 leden. De zittende bestuursleden Tom Poes, G. van Loon en A. van Dongen werden herkozen. Er werd ook al weer gedacht aan een feestcie. voor het 75 jarig bestaan, suggesties en ideeën hoe dit jubileum te vieren zijn welkom. Tenslotte komt het bestuur met enkele zeer praktische richtlijnen voor de nieuwe viswatercommissie. We gaan naar de jaarvergadering van 25-1-1985 en deze begint met een minuut stilte ter gedachtenis aan ons overleden erelid en oud-secretaris Jb. Plukker. De voorzitter deelt mee dat men nog niet begonnen is met het baggeren van de sloten langs de Zuiddijk omdat men dit project nu meeneemt in het totale ruilverkavelingsplan. Ja, ook op dit gebied is geduld een schone zaak! Penningmeester Hoedje kon een positief saldo van Fl. 1864,68 melden en wist ook nog te melden dat de kosten van de baarswedstrijden 300 gulden hoger zijn dan de inkomsten. Jan Beel Timmer stopt als bestuurslid en zijn plaats wordt ingenomen door Cor Roele. Het gescheiden visrecht, aal voor het beroep en schubvis voor de sport, komt ook aan de orde en we moeten daar nu meer aandacht aan gaan schenken wat betreft de Eilandspolder. Ik lees daar meer over in de notulen van 17-1-1986 want wat in vele voorgaande jaren niet lukte, is nu per december 1985 geregeld. Voor de wateren van Het Lange Rond, SSB en het Rijper water geldt dat de visrechten voor het vissen op aal bij de beroepsvisser, in dit geval de Hr. Butter, en voor de schubvis bij De Hengelaar ondergebracht zijn. Er zijn hier en daar wat kleine uitzonderingen en de sportvisser mag ook op een aaltje blijven vissen. Voor de wateren van SBB en Het Lange Rond gelden gesloten tijdens, voor het Rijper water niet. Er komt ook een pootvisfonds en de er wordt een bedrag van Fl. 1250, - uit de verkoop van vergunningen in dit fonds gestort. De vergadering is blij met dit resultaat en het bestuur krijgt een groot en verdiend applaus. Er is ook applaus voor het ieder jaar weer zeer verzorgde jaarverslag van de secretaris en ik vraag me af en toe af of deze stukken ook bewaard zijn. Er zou zeker leuke informatie uit te halen zijn. Voor de festiviteiten rond het 75 jarig jubileum wordt een begroting opgesteld en het totale kostenplaatje is bijna zesduizend gulden. Aangezien er 14.000 gulden in kas zit gaan de leden akkoord met deze begroting. De notulen van de jaarvergadering van 27-2-1987 vertellen dat de diverse festiviteiten goed verlopen zijn. De penningmeester vond het nadelige exploitatie saldo van 200 gulden best meevallen. Er is minder belangstelling voor het jeugdvissen en men wil dat weer mee promoten. Interessant was dat SBB een overeenkomst met de bond van beroepsvissers had gesloten over het totale visrecht in dat gebied. De Kamer van de Binnenvisserij was van mening dat ook voor dit SBB water het gesplitste visrecht diende te gelden en dat De Hengelaar voor dit SBB water een machtiging voor het vissen op schubvis moet zien te krijgen. Een voorstel uit de rondvraag om voor de komende jaren een begroting op te stellen haalde het niet omdat de voorzitter de inkomsten en uitgaven te wisselvallig vindt. Als ik bedenk dat er in een ver verleden met maar 40 tot 50 leden soms wel 6 keer per jaar een vergadering plaats vond, dan vind ik het een mirakel dat nu met 10 maal zoveel leden een jaarvergadering voldoende is. Alles gaat ook veel gestructureerder dan vroeger en zelfs de heikele punten van destijds, puntentelling, waar en hoe laat en hoe lang te vissen, staan nu voor langere tijd in reglementen. In de notulen van 29-1-1988 lezen we dat we een machtiging hebben voor het SBB water en dat bevalt prima. Er was grote waardering voor het vele werk dat Cor Roele en Arie Hoedje Veenman als gouden koppel verricht hebben en de voorzitter had een leuke attentie voor ze. Er was weinig voor de rondvraag maar natuurlijk wel weer een vraag over de puntentelling voor de snoek en snoekbaarswedstrijden, dat blijft een vast discussiepunt. Tot mijn grote verbazing is er op 15 juli 1988 wel een ledenvergadering en al heel snel had ik de reden van dit vrij unieke gebeuren: penningmeester Arie Hoedje Veenman is plotseling opgestapt. Het bestuur stelt Jos Taam voor als nieuw bestuurslid en niemand is daar tegen. Cor Roele wordt benoemd als nieuwe penningmeester en het bestuur is weer op orde. Kees van Zaanen vroeg daarna aan de voorzitter wat de reden van het bedanken van Hoedje was. Hij kreeg te horen dat Hoedje problemen had met de uitslag van de wedstrijd voor bedrijven enz. Daar was de Rijper IJsclub als 3e geëindigd maar ze hadden volgens Hoedje teveel viswater toebedeeld gekregen. Wat volgens de secretaris die dit verdedigde, niet zo was. Hoedje was het hier niet mee eens, liep kwaad weg en de volgende morgen lag zijn ontslagbrief in de brievenbus van de voorzitter. Een lijmpoging had geen positief resultaat en men vindt het jammer dat hij na 25 jaar in het bestuur gezeten te hebben, op deze manier afscheid neemt. De kascontrole commissie is van mening dat er nu bij het wisselen van penningmeester een controle uitgevoerd dient te worden, ook om de oude en nieuwe penningmeester te beschermen. Ton Wels wil graag dat er karper uitgezet gaat worden maar volgens het bestuur is dit niet nodig en zit er meer dan voldoende karper in de Eilandspolder. Na deze plotselinge ledenvergadering komt weer de jaarvergadering van 27-1989 en niet minder dan 43 leden en het voltallige bestuur wonen deze bij. Bij de ingekomen stukken een brief waarin Ton Wels vraagt waarom er geen vrouwen mee mogen vissen met de wedstrijden. De voorzitter antwoord dat dit door de ledenvergadering al lang geleden zo besloten is. Dit punt wordt nu ook weer in stemming gebracht en de uitslag is 9 leden voor en 34 tegen. Het is nu duidelijk dat we geen vrouwvriendelijke vereniging zijn zoals een tweede vraag luidde. De nieuwe penningmeester deelt mee dat hij volgend jaar met een begroting gaat werken en we dit afgelopen jaar een positief saldo van 900 gulden hadden. Beroepsvisser Gerard Manshanden uit Medemblik gaat de witvisstand uitdunnen en haalt met zijn netten 10.000 kg witvis uit het water. Hij merkt op dat dit slechts het topje van de ijsberg is. Wat opviel was het goede bestand aan karper, ook grote exemplaren boven de 30 pond en verder veel kleine snoekbaars en veel minder snoek. Op 15 mei 1989 is er weer een tussentijdse ledenvergadering waar maar 15 leden op af komen. Ik kan geen reden vinden waarom deze vergadering is uitgeschreven en ook passeren er geen belangrijke onderwerpen de revue en is het alleen bijzonder dat de firma Woestenburg, zeg maar van de Geit, bereid was diverse soorten karper uit te zetten. Aan alles komt een eind, ook aan de informatie die ik over de voorgaande 75 jaar uit de 3 handgeschreven notulenboeken van De Hengelaar heb kunnen vissen. Ik heb nu alleen nog de notulen van de jaarvergadering van 26 januari 1990 om door te spitten en dan zit deze klus er op. Ik zal de komende dagen de huidige voorzitter eens bellen en hem deze 37 pagina’s op A-4 formaat mailen met daarbij de vraag of de laatste 20 jaar geschiedenis van de club ook nog op papier moet komen? Laat ik eerlijk zeggen dat ik het een leuke klus vond, temeer vanwege de grote persoonlijke herkenbaarheid van een groot deel van deze 100 jaar. Of men iets wil gaan doen met dit verslag, laat ik aan het bestuur van De Hengelaar over maar ik neem aan dat veel, en dan vooral de oudere leden geïnteresseerd zijn in het reilen en zeilen van hun cluppie. Ik zal me daar verder niet mee bemoeien en hier nog wat informatie uit de laatste notulen die ik hier voor me heb liggen. Er zijn op deze jaarvergadering 28 leden aanwezig en de vicevoorzitter Cor Roele opent de vergadering, de voorzitter is ziek. Gerard van Loon stelde zich niet meer herkiesbaar en in zijn plaats werd Jan Kaptein gekozen die meteen achter de bestuurstafel plaats kon nemen. Nu staat daarachter met een andere pen geschreven: “Om het secretariaat over te nemen.” Dat zou dus betekenen dat Jan Taam, Tom Poes, na 23 jaar stopt als secretaris. Het staat er zo kaal en ik zie nergens een bedankje of zo en dat verbaast me. Want 23 jaar is niet niks, als ik alleen al alle notulen die ik onder ogen gekregen heb bij elkaar zou stoppen had ik een dik boek, om van de vele jaarverslagen die ik niet gezien heb, maar te zwijgen. Zonder al dit vrijwilligerswerk van onze Poes had ik dit verslag niet kunnen maken. Voor de rest geen schokkende zaken in deze notulen want dat er weer eens een discussie is over de A en B klasse en wie er wel en niet kunnen degraderen is niet van levensbelang. Wel kom ik in de voorlaatste regels nog mijn naam tegen want Ton Wels komt met het voorstel Jan Eggers, die toen voorzitter was van de SNB, Snoekstudiegroep Nederland – Belgie, een diapresentatie te laten geven over het vissen op snoek met kunstaas. Mijn geheugen vertelt me dat ik dat in een later stadium wel eens gedaan heb in het Rijper Huis. Dat was het voor nu en misschien komt er nog een vervolg over de laatste 20 jaren aan.
Jan Eggers
Het rijke hengelsportverleden de viscolleges,
Amsterdam heeft als hoofdstad altijd de positie ingenomen van hengelsportcapitool.
Nog steeds heeft deze stad de grootste hengelsportvereniging van Nederland.Dit is echter ook de enige echte HSV die de hoofdstad nu nog telt. Een kleine eeuw geleden huisvestte Amsterdam echter meer dan honderd visclubs. Peter Paul Blommers beschrijft de rijke historie van deze ‘Vischcolleges’.
Al deze visclubs hadden één ding gemeen: ze visten alleen maar op baars.
En dat deden ze niet zomaar. Er werd in competitie om belangrijke prijzen gevist; en dat met heel veel fanatisme.
Zowel de ontstaansgeschiedenis,gebruikte attributen als organisatie waren uniek.Hoewel de vischcolleges nog voor de Tweede Wereldoorlog over hun hoogtepunt heen waren, kwam er pas recentelijk een definitief einde aan het baarsvissen in Amsterdam.
Historie
Al op tekeningen van Rembrandt uit de 17e eeuw zien we afbeeldingen van hengelaars in Amsterdam. Ook op
Delftse tegels uit die periode komen we vissers tegen. De Amsterdamse baarsvissers zijn goed te herkennen
aan de korte bamboehengel en de fraaie houten wormenbak die aan de broekriem werd bevestigd.
Karakteristiek was ook het houten vistonnetje dat met een dikke leren riem over de schouder werd gedragen.
In Amsterdam wordt dus al vele eeuwen gevist, maar waarom nu specifiek op baars? De belangrijkste reden was dat er gewoon heel veel baars voorkwam.
De grachten van Amsterdam, maar ook de polders en kanalen rondom de hoofdstad, zijn van oudsher zeer
rijk aan deze vissoort. Baars was dus een logische vis om op te vissen. En natuurlijk was het dan leuk om met
je buurman of tegen een ander clubje te vissen en te kijken wie er het meest kon vangen. Zo ontwikkelde
zich gaandeweg de wedstrijdvisserij. En dat werd de motor achter de oprichting van de vele vischcolleges
die na 1890 het levenslicht zagen.
Bloeiend verenigingsleven
Het verenigingsleven nam aan het eind van de 19e eeuw een grote vlucht. Voetbalclubs werden opgericht,
maar ook schermverenigingen, kaartclubs, toneelverenigingen en ga zo maar door. De samenleving ontwikkelde
zich verder en er was blijkbaar behoefte aan ontspanning en het met elkaar beleven van die vrije tijd.
De visclubs bleven niet achter. Rond 1890 waren er in Amsterdam al zo’n 25 baarsvisclubs actief. Probleem is
wel dat er bijzonder weinig documentatie over terug is te vinden. We moeten het dus vooral doen met advertenties
over aangekondigde of juist verviste viswedstrijden in Amsterdamse kranten. En vanaf 1898 met
wat berichten in het blad Piscicultura: een tweewekelijks blad voor de beroepsvisserij in het zoete water en
viskwekers, waar echter ook hengelaars hun berichtjes in mochten plaatsen. Later zou dit het eerste hengelsportblad
van Nederland worden.
Hoe zag zo’n viscollege eruit? Een college had meestal tussen de tien en twintig leden. Zelfs voor zo’n klein
clubje ging het er heel voornaam aan toe. Er was een bestuur met een voorzitter, secretaris en penningmeester,
maar ook commissarissen en benoemde wedstrijdsurveillanten en banierdragers. Wekelijks
werd er vergaderd en daarvan de notulen bijgehouden. Elk college had een eigen verenigingsembleem (bijvoorbeeld
een vismandje of twee gekruiste hengels) dat stond afgebeeld op het vaandel en terugkwam in het insigne. Dat insigne moest elk lid tijdens wedstrijden. op het revers van de jas dragen. Het klein lauwerkransje
van ongeveer drie centimeter groot werd aan een zwart/ rood lintje – de kleuren van Amsterdam – gedragen. Het
clublokaal was steevast een café in de buurt, waar de heren wekelijks samenkwamen onder het genot van
een stevige borrel!
Vaandels en namen
In het café hing het vaak schitterende Verenigingsvaandel, waar kosten noch moeite voor waren gespaard.
Naast het vaandel hing de prijzenkast, waar de behaalde trofeeën van de club in werden tentoongesteld.
Bij grote wedstrijden ging het vaandel – waar dan de belangrijkste prijzen uit de prijzenkast op waren
gespeld – zelfs mee naar het water.
De eerste vischcolleges van Amsterdam hadden prachtige namen die iets zeiden over de verbondenheid van
de leden onderling: ‘VC de Vriendenkring’, ‘Vischcollege De Broederband’ of ‘Door Onderling Vereend’ (DOV). De
naam kon ook te maken hebben met het doel: ‘De Edele Baars’, ‘De Gouden Baars’ of een meer bescheiden ‘De
Hoop’. Andere colleges kozen hun buurt als naam voor de club: ‘de Anjelier’ (Anjeliersstraat), ‘Oostenburg’ en
‘De Koning’ uit de Koningstraat zijn daar voorbeelden van. Het aantal colleges breidt zich na 1900 sterk uit en
groeit tussen 1890 en 1920 naar ver boven de honderd verschillende clubs
Nationale Hengelaars Bond
De groei was vooral te danken aan de in 1901 opgerichte Nationale Hengelaars Bond, die was gevestigd in hartje
Amsterdam. Deze bond bestond uitsluitend uit baarsvissers en organiseerde en coördineerde de onderlinge
wedstrijden. Om de wedstrijden zo interessant en groots mogelijk te maken – een grotere opkomst betekende
hogere inkomsten en mooiere prijzen – spoorde zij hengelaars aan zich te verenigen in colleges en lid te worden van
de bond. Naarmate meer clubs werden opgericht en zich aansloten, nam de prijzentafel ook in betekenis toe. De
aanplakbiljetten op ruiten van winkels en cafés die repten over de te winnen ‘belangrijke huishoudelijke artikelen
(denk aan een primitieve ‘wasmesjien’) of zilveren medailles, waren natuurlijk ook een belangrijke stimulus
om een clubje op te richten en voor het grote succes tegaan. Toch werd de Nationale Hengelaars Bond uiteindelijk
niet veel groter dan 400 leden.
Algemeene Hengelaars Bond
In 1906 werd vervolgens de landelijke Algemeene Hengelaars Bond (AHB, voorganger van de NVVS en het huidige
Sportvisserij Nederland) opgericht die de Nationale meteen inlijfde. De motivatie voor de oprichting van de
Algemeene bleek echter een hele andere te zijn dan het bevorderen van wedstrijdvissen op baars. De AHB wilde
hengelaars verenigen om tegenwicht te bieden aan de nieuwe, aangekondigde visserijwet die in 1907 van start
moest gaan. Daarin werd de beroepsvisserij sterk bevoordeeld ten opzichte van de sportvissers. Sterker nog: de AHB wilde er zijn voor fatsoenlijke hengelaars – en dat was het wedstrijdvissen in Amsterdam volgens haar zekerniet. Wedstrijdvissers waren voor de AHB synoniem met drankmisbruik en onfatsoen. Dat had natuurlijk zijn
oorsprong in het clublokaal van de baarscolleges: het café. Maar AHB of niet, de wedstrijden bleven en groeiden
zelfs in aantal. Een bond voor de Baarsvissers was er echter niet meer. En die was wel nodig om wedstrijden te kunnen organiseren.
Nog meer bonden
Daarom werd in 1914 een nieuwe Amsterdamse Bond opgericht: De Centrale Collegiale Commissie. Deze bond
organiseerde veel Amsterdamse baarswedstrijden met steeds grotere prijzen. Nu kwam de groei van het aantal colleges pas echt op gang: in 1920 telde de bond zo’n zestig aangesloten clubs. Overigens waren er nog veel meer baars colleges, maar deze weigerden zich aan te sluiten en visten in ‘onderlingen’ tegen elkaar. Zo hoefden
deze colleges geen extra contributieafdracht aan een bond over te maken. Het groeiende contact tussen deze
niet aangesloten clubs resulteerde uiteindelijk toch in de oprichting van een tweede bond van baarsvissers: in 1921
werd de Bond van Vrijstaande Hengelaar opgericht. Het zou tot 1934 duren voor beide Bonden fuseerden in de
N.C.C.B.V.D.H.: De Nederlandsche Centrale Collegiale Bond van de Hengelsport. Dat klinkt niet als een echt
lekker geslaagde fusie, maar deze bond hield het uiteindelijk toch nog vele jaren vol en organiseerde tal van
baarswedstrijden.
In weer en wind
Die wedstrijden werden tijdens het visseizoen wekelijks of tweewekelijks en in weer en wind gevist. Bijna altijd op
zondag, omdat de zaterdag toen voor iedereen nog een werkdag was. Er werd om half zeven ’s ochtends verzameld
in het café, daar werd koffie (of een borrel) gedronken en geloot wie op welke plek mocht beginnen. Alleen baars
telde mee voor de uitslag. Elke gevangen baars, hoe klein ook, betekende een punt. De winnaar werd het college met
de meeste gevangen baarzen. Extra prijzen waren er ook. De individuele visser met de meeste gevangen baarzen
werd Held van de Dag. Ook voor degene met de meeste pech of de minste baarzen was er een prijs. Die werd, in
onvervalst Amsterdams, de Sjlemiel van de Dag en kreeg ook daarvoor een wat bescheidener medaille! Een extra
prijs was er voor de visser met de grootste baars.
De uitrusting
Naast de hengel en het tuigje waren vier andere attributen onlosmakelijk met de baarscollegevisser verbonden. Om
te beginnen was dat de wormenbak. Dit is niets anders dan een houten kistje waarin de mestpieren werden
de vis in historisch perspectief vervoerd. Aan de achterkant is de bak voorzien van twee
koperen draagbeugeltjes zodat deze aan de broekriem kon worden gedragen. Zo had de baarsvisser zijn wormen
altijd onder handbereik. Bij deze actieve visserij was er tijdens de wedstrijd immers geen tijd te verliezen.
Naast de wormenbak had een beetje baarsvisser een zogenaamd baarstonnetje. Dit was eigenlijk een emmertje
dat voor de helft werd gevuld met water. Tijdens de wedstrijd werden de gevangen baarsjes daar in bewaard
totdat ze konden worden geteld of gemeten.
Aan de andere schouder hing, ook aan een leren riem, een rieten vismandje: de baarsmand. Hier gingen de boterhammen, de borrel en een paar glaasjes in. Hollandse vismandjes hebben in tegenstelling tot die in de ons
omringende landen altijd een houten deksel en zijn ter decoratie voorzien van een koperen of zilveren baars.
De tuigenplank is het vierde en laatste gebruiksvoorwerp van de baarsvisser. Daar werd na het vissen het baarstuigje
op gewikkeld zodat het niet in de war kon raken. Ook echt iets typisch Hollands en heel anders vormgegeven
dan de vurenhouten tuigenplankjes uit de rest van Nederland of het buitenland. De mooiste Amsterdamse tuigenplankjes
zijn gemaakt van mahoniehout en, als je hem van de zijkant bekijkt, uitgezaagd in de vorm van een ‘C’ of een
‘S’. Echt Amsterdams vakwerk.
Gemeten naar het aantal colleges was het baarsvissen in Amsterdam tussen 1915 en 1935 op zijn top. De grootste
wedstrijden werden ook in die periode vervist. Daarna was de impact van de oorlog zeer duidelijk voelbaar. Zo ben ik
in het bezit van een notulenboek van een college uit Amsterdam-Oost, waarin wordt beschreven hoe het ene
na het andere Joodse lid verdween. Na de oorlog lijkt de Bond van Baarsvissers in Amsterdam stuurloos en is men
niet goed bij machte de draad weer op te pakken en wedstrijden te organiseren. De rol van wedstrijdorganisator
werd vervolgens een aantal jaren vanuit Haarlem vervuld door de Haarlemse Hengelaars Bond. Deze bond herbergde ook een paar baarsclubs en manifesteerde zich actief. Begin vijftiger jaren was Amsterdam weer wat beter
georganiseerd en vonden de wedstrijden weer vanuit de hoofdstad plaats. De Amsterdamse Bond werd omgedoopt
in Bond van Sportvissers en er zat weer structuur in het wedstrijdschema. Zelfs de Eensgezindheidsbeker, een
klassieker uit vroeger tijden, werd van stal gehaald en opnieuw vervist.
Ondergang
Het aantal colleges was toentertijd echter al sterk terug gelopen. In de zestiger jaren waren er nog ongeveer vijftien
over. Het bleek vooral moeilijk om jonge leden te werven voor deze specifieke visserij, zodat het baarsvissen
vergrijsde. Op oude ledenlijsten uit begin jaren ‘70 zien we dat veel leden nog een geboortedatum hadden uit de 19e
eeuw! Later vetrokken veel Amsterdammers naar Lelystad, Purmerend en Almere en kwam er een eind aan de
oude volksbuurten op de Oostelijke Eilanden, in Amsterdam-Oost en de Jordaan. Dit waren van oudsher
echte bolwerken van de Amsterdamse viscolleges. De oudste visclub van Nederland, De Hoop – opgericht in
1894 – stopte er in 2005 mee. Deze club telde toen nog vijf leden die behoorlijk op leeftijd waren, maar die ook nog af
en toe tegen elkaar visten met hetzelfde fanatisme van hun broeders een eeuw eerder. Viscollege de Grondel was
toen al weg en De Edele Baars inmiddels ook opgedoekt. In 2009 stopte het allerlaatste Amsterdamse College, De
Jonge Visscher, er eveneens mee. Deze club uit 1902 was nog in het bezit van de belangrijkste oude rekwisieten
(verenigingsvaandel, prijzenkast) en sloot een tijdperk van 107 jaar clubhistorie af. Daarmee verdween een prachtig
stuk Amsterdamse cultuur.
Hoewel de Amsterdamse Vischcolleges verleden tijd zijn, wordt er in de kop van Noord- Holland nog
steeds in competitieverband op baars gevist. De verenigingscultuur is weliswaar verschillend, maar
het vissen nagenoeg hetzelfde. In de buurt van Kolhorn, Schagen of Anna Paulowna en De Rijp kun je het nog
meemaken: een rij van een stuk of twintig baarsvissers langs de kant van een wetering, half in de mist, op
zondagmorgen vroeg. Je waant je dan honderd jaar terug in de tijd van de Amsterdamse Vischcolleges.
Over de auteur
Peter Paul Blommers heeft een eigen hengelsport museum met een unieke collectie materiaal en documentatie
van en over de Amsterdamse Viscolleges. Daarnaast zal hij in 2013 een boek publiceren over de geschiedenis van de
Nederlandse hengelsport
Bron Vissionair 2011 tekst Peter Paul Blommers