Mooi artikel over baars peuteren in de Snoekerije SNB

terug naar overzicht

Dinsdag, 21 maart 2017

Baars peuteren Op een zondagmorgen, of het nu mooi of slecht weer is, in de zomer of in de winter, kun je ze wel eens zien. Rijdend langs een van de vele watergangen in Noord-Holland, of dat nou in een stad/dorp is of op het platteland, zie je een enkele visser of een rij vissers krom gebogen aan de waterkant staan. Een kort hengeltje in de hand en alleen maar aandacht hebbend voor wat er aan de andere kant van het dunne nylon gebeurt. Kenners weten je dan te vertellen : Hier worden baarsjes gevangen; peuteren of torrepikken in de volksmond.

Je bent zo langzamerhand al wel gewend geraakt aan een lange rij vissers, die met hengels tot wel dertien meter lang of met werphengels, zittend op een plateau, witvis proberen te vangen. Maar zo’n rij vissers, de korte hengeltjes en die activiteiten vlak voor hun voeten maken mij weemoedig en nieuwsgierig. Ik stap uit de auto en loop naar een man toe, die dit gebeuren lijkt te begeleiden. De man heeft een oude scheepstoeter aan een koord om zijn nek hangen en een schrijfblok en pen in zijn hand.

Daarnaar gevraagd vertelt de controleur, want dat is hij, dat dit inderdaad een baars-wedstrijd is en begint vervolgens hij uit te leggen : “Kijk, we vissen met een worm op baars, alléén met worm. Dat doen we op zeven zondagen per seizoen en iedere wedstrijddag doen we zes “rakkies”, zeg maar stekken. De winnaar van iedere wedstrijd krijgt één punt, de volgende twee enz. En op het einde van het seizoen wordt degene met de minste punten kampioen. Eigenlijk een bijzondere puntentelling, want het is een omgekeerd systeem. Degene met de meeste punten eindigt als verliezer. Snapt u het nog?” Ik doe alsof ik dit voor het eerst hoor, antwoord met een “Oh” en een “Dank u wel” en loop nog even langs de mannen (en één vrouw) die onverstoorbaar doorvissen, om in hun emmertjes naar de vangsten te kijken.
Ik weet nog goed dat mijn vader vroeger ook meedeed aan deze wedstrijden. Dan kwam hij soms heel trots met een prijsje thuis. Wij hadden bij ons achterom een schuur met varkens en als gevolg daarvan ook een “stronthoop”. Aan de rand daarvan kon je goed baars-wormen (“wurmpies”) vinden. Ik zocht dan ’s zaterdags vóór zo’n wedstijd wurmen voor mijn vader. Geen grote dauwpieren, maar hele fijne, kleine mestpiertjes. Omdat hij te vroeg overleed heeft hij mij nooit de fijne kneepjes van het baars peuteren kunnen leren, maar een goede vriend van hem en tevens buurman vertelde mij alles over materiaal, methoden en technieken om me te kunnen mengen in de jacht op het baars-kampioenschap van onze vereniging. En om jullie te laten delen in, in ieder geval de theorie, geef ik hieronder wat details van de gebruikte materialen en technieken.

Materiaal.
De ideale hengel bestaat uit één geheel en is ongeveer 150 cm lang. De top is 100 cm en bestaat uit een dun volglasvezel gedeelte. Het onderste deel bestaat uit een dun stuk bamboe, waarin het glasvezeldeel is vastgezet. Iets boven dit bamboedeel worden twee kikkertjes gemonteerd, om het vistuigje op vast te zetten. De lijn wordt vervolgens om de hengel richting de top gedraaid en via het topoogje geleid om vervolgens het geheel verder op te tuigen. Het tuigje bestaat uit 6/100 of 8/100mm nylon. Voor de eventueel te verwachten grotere baarzen iets zwaarder. Als dobber kunnen de bekende kleine, rood-wit gekleurde bolletjes kurk worden gebruikt. Ook gebruiken we wel een enkel, zeer klein staand dobbertje of stukjes duivenveer daarvoor. Van zo’n veer stropen we de vlaggen eraf, zodat alleen de schacht van de veer overblijft. Deze schacht snijden we dan in kleine stukjes, leggen die in heet water en rijgen daar, met een heel fijne naald, de nylon lijn in de lengte doorheen. Doordat het binnenste van de veer uitzet door het warme water en vervolgens weer krimpt bij het afkoelen, klemmen de stukjes veer stevig om de nylon lijn heen. Vervolgens wordt een Aberdeen haakje, maatje 8–14, aan de lijn geknoopt en het geheel uitgelood met stylloodjes. Voor het aanbrengen van deze (zeer kleine) loodjes heb je echt een speciale pincettang nodig. Nu is je tuigje klaar en kan je beginnen met het vissen.



Methoden.
Vissen wordt gedaan vanaf de eigen kant, de kant waar men staat, soms tussen de rietstengels door. Het riet wordt dan heel voorzichtig opzij geduwd. Sommige vissers binden er een touwtje omheen, zodat ze hun handen vrij hebben voor het vissen en het aanzetten van de wurm. Bij het benaderen van het water is het wél zaak om zachtjes te lopen, anders verjaag je je prooi. Wanneer er geen riet groeit is dit benaderen veel makkelijker. Eenmaal bij het water laat je de beaasde haak er heel langzaam in zakken. De baars jaagt n.l. nu eens vlak onder het oppervlak, dan weer op half water en soms vlak boven de bodem. Dit zoeken naar de baars wordt beloond door een ruk aan het hengeltopje, maar ook dikwijls door het opeens zijdelings weglopen van de kleine dobbertjes. Aan de hand van het aantal dobbertjes, dat nog niet onder water hangt, kan je dan bepalen waar de vis zich ophoudt. Een snelle aanslaan-reactie resulteert dan in een vangst. Vang je op dat moment echter witvis, “schele” pos of grundels (grondelingen), dan kan je met het aanbrengen van een streepje theelood ervoor zorgen dat je aas sneller tot aan de bodem zakt. (Theelood is dun lood dat vroeger rond de hals van wijnflessen zat. Oudere torrepikkers verzamelden dat graag en bezitten dat nog wel!) Bij smallere sloten verleidt het midden of de overkant de hengelaar nog wel eens. Vooral als vlak onder de eigen kant geen vis gevangen wordt. De meegebrachte insteekhengels worden dan benut om deze stukken van het water te bevissen. Maar dat mag je eigenlijk bijna geen torrepikken meer noemen……


Technieken.
De techniek, gebruikt bij het vissen op baars, lijkt eigenlijk heel veel op het verticalen of dropshotten op snoek. De baars is in feite net zo’n felle rover als de snoek, alleen het formaat is wat bescheidener. Maar daar is het materiaal dan ook op aangepast. De échte liefhebbers zeggen dan ook vaak: “Als de baars zo groot werd als een snoek, stopten we met het snoekvissen”.
Want het is waarschijnlijk wel de mooiste zoetwatervis die we hebben.

Het baars peuteren is op zich al een verslavende bezigheid, maar het wordt pas écht hard werken als het in wedstrijdverband gebeurt. Want dan gaat de snelheid van handelen meespelen. Niet alleen bij het aanslaan en onthaken van de vis, maar ook de snelheid van aanzetten van een nieuwe wurm of, in geval van b.v. lijnbreuk, het wisselen van hengeltje. De meeste vissers hebben tegenwoordig een mooie transportkoker, vaak gebouwd van een stuk PVC regenpijp met onderaan een verlijmde einddop met daarin -met ringen en moeren- gemonteerd een stuk draadstang als grondpen. Een handige schouderdraagriem eraan en het geheel kan onder handbereik aan de waterkant worden neergezet. In de transportkoker gaan meerdere hengeltjes, topjes of verlengdelen volledig opgetuigd mee naar het strijdperk. Want je kunt je natuurlijk niet veroorloven om aan de waterkant het spul nog te moeten monteren. Vaak zie je in die tansportkokers pvc-installatiebuis (uit de elektrotechniek) gelijmd, waarin de hengeltjes prachtig passen en die ervoor zorgen dat de tuigjes niet in elkaar verward raken. De overige ruimte in de transportkoker kan benut worden voor het vervoeren van insteekdelen voor het ver-van-de-kant-vissen.
Met het oog op de genoemde snelheid dragen de vissers ook een speciaal daarvoor gefabriceerde “wurmendoos” aan een riem bij zich en hebben zij tijdens de wedstrijd een, uit de snoek- en snoekbaarsvisserij bekend, ovalen aasvisemmertje met geperforeerde binnen-emmer naast zich staan.
De gevangen baarzen worden in dat emmertje bewaard. Op het moment dat, na twintig minuten op de scheepstoeter geblazen wordt ten teken dat een “rakkie” is gevist, wordt de binnen-emmer uit de buiten-emmer getild en kunnen de gevangen baarzen makkelijk worden geteld. Deze telling geschiedt door de controleur, die het aantal baarzen per deelnemer noteert.
Na de telling worden de vissen voorzichtig in het water teruggezet en verplaatst de groep vissers zich naar de volgende stek.
Al op de jonge leeftijd van 17 à 18 jaar ben ik met deze aanwijzingen aan het werk gegaan. Niet dat ik direct aan baars-wedstrijden ging meedoen, hoor. Ook ik heb een uitgaansleven en voetballeven achter de rug. Maar toen ik eenmaal mijn wilde haren kwijt was blies ik -na veel oefenen- al weldra mijn partijtje mee.
Een kampioen ben ik nooit geworden, maar ik heb in al die jaren volop genoten van die rustgevende zondagmorgens en de jacht op de baarzen met heel licht materiaal.

Probeer het ook eens…... Het is écht de moeite waard !!

En ter afsluiting nog een sportief advies aan de snoekvissers onder ons; het kan, zeker in Noord-Holland, zo maar gebeuren dat je op een zondagochtend ergens alléén of met een vismaat aan het snoeken bent als er ineens een gezelschap torrepikkers aan de waterkant verschijnt die nou nét in “jouw” water een wedstrijdje hebben gepland met het bijbehorende uitzetten van nummervlaggetjes, plaats zoeken, toeter enz..
Hou dan in gedachten, dat het een bliksembezoekje is, dat vaak na twee à drie rakkies van 20 minuten elk, alweer voorbij is. Eigenlijk best een leuke onderbreking, waarbij je van dichtbij kunt zien hoe leuk deze specifieke manier van vissen is.

Waarna je, een ervaring rijker, weer van harte verder kunt met jouw eigen visserij…..



Bron, Snoekerije van de SNB, Frans Oudejans



Om u de beste gebruikservaring te kunnen bieden, gebruiken wij cookies. Voor meer inhoudelijke informatie en het onderscheid die wij hier in maken, verwijzen wij u door naar ons Cookie beleid

Accepteer cookies